Inleiding

Aanleiding

Gedurende het afgelopen decennium hebben een aantal gebeurtenissen plaatsgevonden waarbij portiers betrokken waren. Hierbij werd zwaar dan wel dodelijk geweld gebruikt1. Tevens waren portiers(groepen) actief die zich met criminele activiteiten bezig hielden. Zo is bekend dat er in de regio Amsterdam portiersgroepen waren die probeerden 'deuren over te nemen'. Men moet dit vergelijken met de gedwongen aangeboden 'bescherming' voor winkeliers: een ploeg in vechtkunsten en/of krachtsport getrainde mannen maakte amok in een club, waarna de portiersploeg dan wel de exploitant te verstaan gegeven werd dat deze moeilijkheden voorkomen konden worden als personeel via diezelfde ploeg amokmakers 'aan de deur' werd gezet2. Mij is ter ore gekomen dat dit ook het geval was in de regio 's Hertogenbosch.

De overheid probeert aan dit soort misstanden een eind te maken en grip te krijgen op de portierswereld. Het gevoerde beleid kent twee hoofdlijnen:

Vanaf de eerste signalen dat de overheid zich beleidsmatig ging bemoeien met portiers heb ik geprobeerd duidelijkheid te krijgen in haar streven. Ik was namelijk zelf werkzaam als portier en wilde weten wat er stond te gebeuren. Mij werd duidelijk dat het beleid niet werd en was voorafgegaan door gedegen onderzoek. Het beleid stoelde op de wens invloed van criminele elementen in het portierscircuit uit te bannen. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft het Ministerie van Justitie in 1998: "Doel van dit scenario is naleving en handhaving van de wet voor wat betreft horecaportiers, c.q. het terugdringen van criminaliteit binnen de horeca door het inzetten van – uitsluitend – vakbekwame en betrouwbare horecaportiers"3. Wie of wat portiers nu eigenlijk wél horen te zijn en wie hun handelen stuurt of hoort te sturen werd mij door de overheidsinstanties niet verduidelijkt. Bij mij groeide de behoefte hier zelf aandacht aan te gaan besteden en dus mijn onderzoek en scriptie aan portiers te wijden.

Mijn voortraject

In 1983 zocht ik een baan naast mijn studie. Via via kwam ik terecht als portier in Paradiso te Amsterdam. Paradiso biedt een veelheid aan muziek en, zij het in mindere mate, andere culturele activiteiten. In de periode dat ik er werkte, van 1983 tot 1987, was de core-activiteit het organiseren van concerten van bands uit het brede spectrum van de popmuziek. Andere activiteiten waren onder andere congressen, lezingen, theater, feesten en een aanbod van klassieke en wereldmuziek.

Halverwege 1987 kreeg ik het aanbod als portier te komen werken in de dan te starten RoXY te Amsterdam. Een club die door middel van het organiseren van acts en gebruikmaking van wisselende decors meer wilde zijn dan alleen een discotheek waar dj's hun platen draaiden in een zaal waar de lichteffecten voor interieurvariatie zorgden. Natuurlijk bestonden er wel feesten waar dat gebeurde (o.a. in Paradiso), maar een discotheek die dit als vast aanbod in zijn programma had, was er niet in Amsterdam. Ik heb in de RoXY gewerkt tot haar einde in 1999, toen zij afbrandde tijdens de afscheidsreceptie van een overleden oprichter.

Na de RoXY heb ik van eind 1999 tot eind 2000 als portier gewerkt bij de Nieuwezijds Lounge (NL) in Amsterdam. NL is een luxe café en toen ik er werkte ook nog een eetgelegenheid waar de muziek permanent verzorgd wordt door een dj.

Naast Paradiso, de RoXY en NL als vaste werkgevers heb ik als portier gewerkt bij een veelheid aan activiteiten: jongerencentra, cafés, verjaardagen, andere discotheken, festivals, bootfeesten en meer. Ik ben ook in 'de portierswereld' actief geweest als organisator: het vormen van een portiersteam, het als bedrijfsleider begeleiden van portiers, overleg met overheidsinstanties en politie over deurbeleid en verantwoordelijkheden en dergelijke.

Publieksamenstelling

Het grote verschil tussen Paradiso en de RoXY voor mij als portier bleek de enorme versmalling in het breedteaanbod van publiek. Omdat Paradiso een zeer wisselend aanbod in programmering kende, waaronder een variëteit in muziekgenres, was de variëteit in het publieksaanbod zeer groot. De RoXY richtte zich op slechts enkele segmenten uit het publieksaanbod. De publiekskeuzes die de RoXY maakte veranderden wel in de 12 jaar van haar bestaan, maar deze waren meer afhankelijk van de ontwikkelingen in de digitale muziek: de RoXY paste nooit haar muziekaanbod volledig aan de commercie aan en dus aan commerciële stromingen met een grote publieksomvang. Integendeel, de RoXY koos vooraleerst de muziekstijl en probeerde daar publiek voor geïnteresseerd te krijgen. Dat dat commercieel nog wel eens consequenties kon hebben bewees halverwege de jaren '90 de anderhalf jaar aandacht voor Drum ’n Bass dat maar niet van de grond wilde komen: weinig publiek dat ook nog eens weinig spendeerde. Het beleid van de RoXY leidde inherent tot publiekselectie: door de selectieve aantrekkingskracht van de muziek en door een selectief deurbeleid.

NL koos bij de start in december 1999 in eerste instantie voor een open deurbeleid. Er 'stonden' dan aanvankelijk ook geen portiers. De toeloop van publiek bleek echter zo groot, dat men besloot voorlopig portiers in te zetten om de publiekstroom onder controle te houden. Als het nieuwtje er vanaf zou zijn zouden de portiers overbodig worden, zo dacht men. Omdat NL een publiekscapaciteit van rond de 150 bezoekers kende, werd maar een klein deel van de toegestroomde nieuwsgierigen binnengelaten. Behalve voor controle op de publiekstroom bleken de portiers ook ingezet te worden om een geselecteerd publiek binnen te laten. 'Loungen' was een nieuwe trend in uitgaansland en dat wilde NL merken in de publieksamenstelling. Modieus gevoelig, trendsettend, progressief uitgaand publiek bood zich aan en daarop werd geselecteerd. Het selectieve toegangsbeleid bleek naar tevredenheid te werken en de drukte bij de deur hield aan. De leiding vroeg daarom de portiers aan te blijven.

De indeling van deze scriptie

De scriptie valt uiteen in twee delen:

  1. De taakstelling van de portier. Nodig omdat als over portiers wordt gesproken er meestal wordt gerefereerd aan maar een klein onderdeel van de taken. Dat beeld moet worden gecompleteerd.
  2. De omgang van portiers met klanten. Door de korte tijdspanne waarin de klant en de portier zich verhouden, kan slechts met gebruik van grove referenties worden gecommuniceerd. Daar de interactie voor een groot deel is geformaliseerd en we kunnen spreken van ritueel handelen, kunnen de doelen van de interactie toch bereikt worden.

Ad.1

Mensen hebben veelal een beperkt beeld van 'de portier'. Dat beeld is meestal opgebouwd uit enkele specifieke elementen uit de herinneringen die het sterkst zijn blijven hangen na één of meerdere ontmoetingen met portiers of uit elementen waar men over gehoord of gelezen heeft. Om een zo volledig mogelijk beeld op te bouwen, is het van belang het beeld te verbreden en onze kennis te verdiepen. Deel 1 probeert duidelijkheid te scheppen in de functie van portiers. Ten eerste is dit een omschrijving naar aanleiding van de taken die ik heb moeten uitoefenen als portier welke ik als inherent aan de functie heb leren kennen. Ten tweede behelst het taken die door mij zijn opgenomen in door mij ontwikkelde taakomschrijvingen als leidinggevende. Ten derde zijn een aantal secundaire bronnen geraadpleegd: het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca, de cursusmap Basisdiploma Beveiliging 1993 van het Nederlands Talen Instituut (NTI), Opleidingsmodule Horecaportier van de Stichting Vakopleiding Horeca (SVH)4 en diverse taakomschrijvingen van horecagelegenheden.

Volgt uit de vorige alinea een vrij brede taakomschrijving van de portier, in werkelijkheid beperkt zich de uitgeoefende taak zich meestal tot toegangscontrole en correctief handelen. Daarbij kent de uitoefening van het beroep de nodige haken en ogen.

Ad. 2

Mensen communiceren met elkaar. Dat doen zij niet alleen via de gesproken taal, maar ook met stemgebruik, gebaren, met gezichtsuitdrukkingen, met geuren, met kledingkeuze, met afstand, met aanraking. Kortom, al onze zintuigen worden gebruikt om onze boodschap over te brengen. Onze samenleving is echter zo groot, dat niemand elke andere deelnemer persoonlijk kent. Toch is het mogelijk met elke deelnemer te communiceren, om elke deelnemer een duidelijke boodschap over te brengen, zonder dat er conflicten optreden uit onbegrip. Blijkbaar hebben we algemene afspraken gemaakt over de betekenis van dat zintuiglijke gebruik en begrijpen we elkaar.

Van de portier wordt verwacht dat hij binnen luttele seconden over potentiële klanten een oordeel kan vellen. Dat oordeel moet leiden tot de beslissing 'kan deze klant naar binnen of weiger ik hem'? De portier hanteert de afspraken die we hebben gemaakt over het zintuiglijk gebruik. Met andere woorden, hij gebruikt zijn mensenkennis, zijn referentiekader. De manier waarop we onze zintuigen inzetten om een boodschap over te brengen is voor een groot deel cultureel bepaald5. Het referentiekader van de portier kent dus zijn beperkingen. En de klant kan natuurlijk zijn boodschap op een vriendelijke manier inpakken. Toch is mij gebleken dat het mogelijk is in grote lijnen een bevredigende publieksamenstelling te krijgen. Ik kan, als het gaat om gedragsbepalende invloeden aan de deur natuurlijk niet voorbij gaan aan de invloed die de ontvangst van fooien heeft op het gedrag van portiers. Tevens wordt gedrag van portiers door veel mensen gekoppeld aan het verschijnsel ‘zinloos geweld.’ Het tweede deel eindigt dan ook met twee paragrafen die aandacht besteden aan fooi en zinloos geweld.

In de conclusie geef ik aan dat het beeld van de realiteit van het portiersvak zoals dat wordt geschetst in deze scriptie geen aanleiding geeft om aan te nemen dat het huidige gevoerde beleid van de overheid en de horecabranche een passend puzzelstuk is. De doelen van het beleid zullen niet bereikt worden met de middelen die nu worden ingezet. Ik geef aan waar mijns inziens de aandachtspunten zouden moeten liggen, wil men tot een succes (kwaliteit en betrouwbaarheid van portiers) komen.

Inhoud
Literatuur
Voorwoord
Deel 1

S-SE