Deel 1: de taken van een portier

Algemeen

In het van Dale Handwoordenboek van Hedendaags Nederlands uit 1988 wordt de 'portier' omschreven als "bediende die belast is met het in- en uitlaten van bezoekers enz.". De 'uitsmijter' wordt omschreven als "iem. die aangesteld is in discotheken, cafe's enz. om ongewenste bezoekers de deur uit te zetten." Het Koenen–Endepols Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal uit 1972 geeft de volgende omschrijvingen:

Portier – "deur- of poortwachter; ondergeschikte bediende die belast is o.a. met het in- en uitlaten van bezoekers, het geven van inlichting enz. in grote gebouwen, hotels."

Uitsmijter – "iem. die de taak heeft rumoerige bezoekers van een café enz. de deur uit te zetten."

De twee meest opvallende verschillen tussen de twee termen zijn ten eerste dat aan de 'portier' een meer brede algemene omschrijving wordt toegekend die zich, in tegenstelling tot de 'uitsmijter', niet tot de (nachtelijke) horeca beperkt en ten tweede dat juist de 'uitsmijter' binnen een specifieke horecasector aangenomen schijnt te zijn om bepaalde bezoekers "de deur uit te zetten", een fysiek dominante handeling die niet als taak aan de 'portier' wordt toegekend. We kunnen concluderen dat de portier en de uitsmijter niet eenduidig zijn omschreven. Natuurlijk is in een woordenboek geen ruimte voor uitgebreide omschrijvingen, dus kennen deze altijd hun beperkingen en geven ze slechts een algemene typering. Wel is duidelijk dat op het meest elementaire niveau consensus bestaat over de functies. De portier bevindt zich voornamelijk bij de entree, waar hij de taak kent bezoekers te begeleiden bij binnenkomst en vertrek. De uitsmijter bevindt zich waarschijnlijk meer binnen, vanwaar hij lastige klanten verwijdert. Uit de omschrijvingen wordt echter niet duidelijk of de uitsmijter ook portier is, of dat naast de uitsmijter tevens een portier is aangesteld. De citaten uit de woordenboeken verschillen in hun omschrijving met het alledaags Nederlands waarin de termen 'portier' en 'uitsmijter' synoniem aan en door elkaar gebruikt worden als wordt gesproken over de portier werkzaam in het nachtleven. Dit synoniem gebruik komt zelfs voor in één gesproken zin. Missen die woordenboeken dan iets? In dit hoofdstuk probeer ik in kort bestek een zo duidelijk mogelijk beeld te scheppen van de eigenlijke taken van de portier, de meest voorkomende taakvervullingen en wrijvingen tussen theorie (opleiding en wet) en de praktijk.

Het synoniem gebruik van de termen in het alledaags Nederlands is op zich correct. De keuze tussen het gebruik van de term 'uitsmijter' of 'portier' is afhankelijk van het ingeschat belang dat de spreker op het moment van gebruik hecht aan één van de desbetreffende hoofdtaken. Haalt men op het moment van gebruik de portier vooral voor de geest als de man die voor iemand de deur opent en deze persoon ook weer uitlaat, is men eerder geneigd om de term 'portier' te gebruiken. Is de portier beklijfd als de beveiliger die fysiek in actie komt, dan zal men sneller de term 'uitsmijter' in de mond nemen. De invulling die aan de functie wordt gegeven blijkt onder andere uit reacties van mensen op de vraag wat een portier is of doet. Ik kreeg op deze vraag onder andere de volgende reacties: "die doet de deur open en dicht", "kaartjescontroleur", "die zorgt voor mijn veiligheid" en "die houdt vervelende types buiten". De eerste twee reacties verwijzen naar de portier als 'de portier', de laatste twee naar de portier als 'de uitsmijter'.

De omschrijvingen in de woordenboeken verwijzen duidelijk naar twee aspecten van hetzelfde beroep. Het betreft twee van de drie hoofdtaken die de portier van een nachtgelegenheid kent: de toegangscontrole en de veiligheid. Gezien het gebrek aan ruimte in de woordenboeken wordt een betekenis aan de portier toegekend die zo breed mogelijk de lading dekt. Er bestaan verschillende functieomschrijvingen voor portiers, die afhankelijk zijn van de plek waar zij werkzaam zijn. De taakbeschrijving van bijvoorbeeld een hotelportier komt voor een deel overeen met die van de portier van een nachtelijke uitgaansgelegenheid, maar kent ook grote verschillen. De hotelportier zal nooit het stempel 'uitsmijter' krijgen, omdat hij die taak ook niet toebedeeld heeft gekregen. Ditzelfde kunnen we zeggen van een portier van een kantoorgebouw of van een parkeergarage. Het zou mijns inziens echter een verbetering betekenen als in de woordenboeken bij de term 'uitsmijter' niet wordt geschreven "iem. die …", maar iets als 'portier (zie aldaar) die meer specifiek in de nachtelijke horeca als neventaak heeft fysiek corrigerend op te treden'.

De 'uitsmijter' kent een breed spectrum in gebruik. Behalve het neutraal gebruik van de term als wordt gerefereerd aan de fysiek dominant handelende portier, zijn er ook mensen die een zeer bewonderende of juist afkeurende connotatie hebben bij de term. Bewonderaars beschreven vooral de mogelijkheid van conflictoplossing door fysieke dominantie (vooraleer verwijzend naar de uitstraling) en gaven te kennen deze ook wel te willen bezitten. Dit in tegenstelling tot het overgroot gebruik van de term 'portier' bij bewonderaars die de financiële voordelen zagen. Daar waar deze bewondering werd gecombineerd (fysieke uitstraling en verwacht hoog inkomen), sprak men meestal over de 'uitsmijter'. De critici zagen de portier niet als taakuitoefenend, maar als last. Ik heb termen kunnen noteren als "zakkenvuller", "da's die met z'n hand op staat", "dombo" en "machtsgeil". Het ging hier meestal om mensen die in hun eigen ogen onheus door een portier waren behandeld. Vaak achtten deze mensen zich onterecht de toegang geweigerd, dan wel werden zij in hun ogen onterecht verwijderd, of vonden zij dat zij door een portier niet in verhouding tot een voorafgaande gebeurtenis werden benaderd. Het waren ook de critici die verwezen naar de vermeend gebrekkige geestelijke vermogens van een portier: een onderdeel van de symbolische karikatuur6 die in de samenleving bestaat van de portier. Alle genoemde reacties kwamen van klanten zowel als kennissen en gesprekspartners tijdens diverse gelegenheden.

De derde en veelal vergeten hoofdtaak is het sfeerbeheer. Het sfeerbeheer wordt nauwelijks omschreven in taakstellingen. Alleen daar waar van de portier wordt verwacht dat hij in staat is uit het publieksaanbod een selectie te maken, wordt deze taak openlijk duidelijk. Het zijn de laatste jaren portiersorganisaties zelf geweest, die zich sfeerbeheerders begonnen te noemen en deze hoofdtaak als prioriteit zijn gaan zien. Als we de hoofdtaken verdelen in verschillende taakopdrachten, zullen we zien dat veel van deze opdrachten niet specifiek onder één hoofdtaak vallen, maar door de hoofdtaken gedeeld worden.

Veiligheid

Aankomend beveiligingsbeambten in de beveiligingsbranche leren in de opleiding van de SVPB (de opleidingstak van de branche) dat hun taak is "het uitvoeren van een pakket maatregelen, dat de te beveiligen onderneming of instelling moet beschermen tegen schadelijke invloeden" (van der Linden, 1993). 'Beveiligen' betekent het creëren en handhaven van een veilige situatie dan wel omgeving. De schadelijke invloeden hebben dus betrekking op de risico's die een onveilige situatie of omgeving teweeg kunnen brengen.

Deze algemene taakstelling is ook onderdeel van de taakomschrijving van de portier van een nachtgelegenheid. Het betreft hier preventieve en corrigerende maatregelen om 'schadelijke invloeden' te voorkomen. De schadelijke invloed kent twee categorieën:

In het geval van materiële schade bestaat het werk van de portier voornamelijk uit het signaleren van de mogelijk schadelijke invloed, het opheffen ervan en dit melden aan de bedrijfsleider. Als het in dit geval gaat om toegebrachte schade door het handelen van klanten, al of niet met opzet, dan zal de portier daar corrigerend optreden. Gaat het om schadelijk handelen van medewerkers, dan zal dit aan hen gemeld worden. In principe wordt de bedrijfsleider van alle schade op de hoogte gebracht. Het opheffen van de schadelijke invloed hoeft niet per se door de portier zelf te gebeuren. Vaak melden ze de mogelijk schadelijke invloed aan direct betrokkenen. Dat kunnen klanten en medewerkers zijn. Bijvoorbeeld een klant die met een brandende sigaret in slaap is gevallen, een barmedewerker of glazenhaler als het om wankelend of kapot glaswerk gaat, de lichttechnici bij een rokende lamp, de geluidstechnici bij een uitgevallen speaker en het toiletpersoneel bij braaksel. Het risico tot schade hoeft niet direct aanwezig te zijn. Viezigheid zoals braaksel hoeft niet direct materiële consequenties te hebben of tot letsel te leiden, maar kan toch schade tot gevolg hebben. Hier speelt namelijk een lange termijnrisico: is men niet alert op zaken, dan krijgt de club een slechte naam en zullen klanten wegblijven ("gore tent"). Niet alle termijnrisico's vallen onder de verantwoordelijkheid van de portier natuurlijk: risico's kunnen ook schuilen in bijvoorbeeld een onaantrekkelijke programmering of onprettige interieur- en decorverzorging, bij uitstek keuzes en verantwoordelijkheden van het management. De portier let dus op schade door onregelmatigheden: zaken die niet gepland zijn. Een kots-act valt zodoende niet onder de verantwoordelijkheid van de portier.

Letsel is weer onder te verdelen in twee subcategorieën. Enerzijds bestaat de kans op letsel door ongelukken, zoals bij brand, door glaswerk, door gladde traptreden of door vallend decor. Portiers zullen ingrijpen om de kans op ongelukken en letsel te voorkomen of op zijn minst te minimaliseren.

Anderzijds is er de kans op letsel toegebracht door menselijk handelen. Dit kan bewust of onbewust handelen zijn. Gaat het om onbewust handelen, dan zal de portier het risico moeten wegnemen door de betrokkenen op het gevaar te wijzen en hen vragen hun handelen te staken of te veranderen. Als het bewust handelen betreft hebben we het over het bewust toebrengen van fysiek of geestelijk letsel. Anders gezegd hebben we het over personen die geestelijk (intimidatie) of fysiek geweld gebruiken. Ook nu wordt van de portier verwacht dat hij probeert mensen te doordringen van de risico's van hun gedrag en zo het handelen te doen stoppen of te wijzigen.

Toegangscontrole

Deze taak van de portier kent een viertal subtaken:

Sfeerbeheer

Het programma van de club, bijvoorbeeld de dj die men op een avond heeft gecontracteerd om te draaien, de band die speelt of het thema van het feest, dit zijn de eerste trekkers en schifters van publiek. Daarnaast is het de bij de ingang selecterende portier die voor de verdere finesse in de publieksamenstelling zorgt. Het zijn de eerste stappen in het beheren van de sfeer in een club. De volgende stap is het alert zijn op hoe het aanwezige publiek zich gedraagt en indien nodig handelen om de sfeer te garanderen.

Alhoewel ook van de overige medewerkers mag worden verwacht dat zij alert zijn, is het de portier die zich op de sfeer moet concentreren. Hij proeft de sfeer in de zaak als hij zijn 'rondje maakt', waarvoor hij zich van de deur verwijderd en de voor publiek toegankelijke ruimtes doorkruist. Hij let tijdens zijn rondje o.a. op de publieksamenstelling (hebben we de juiste mix vanavond, qua type publiek, qua sekseverdeling), de drukte (is het stil/bezet/druk, oftewel kunnen we nog mensen binnenlaten dan wel moeten we strenger of minder streng zijn), op de aanwezigheid van risicopersonen of -groepen (zijn er mensen die voor de club onacceptabel gedrag vertonen, moeten we extra op mensen letten), hij maakt een inschatting van de algemene sfeer (zijn de mensen vrolijk, of stralen ze ontevredenheid uit) en van het drugsgebruik (lijkt het een alcohol-, een wiet-, een pillen- of een cocaïneavond, gaan mensen te ver, zijn er mogelijk dealers binnen). Het observeren van het publiek tijdens een ronde kan de consequentie hebben dat het toegangsbeleid wordt aangepast, al dan niet voor diezelfde avond of een volgende.

Over het algemeen wordt het door het publiek geaccepteerd en veelal gewaardeerd als de portier zich af en toe tussen hen mengt. Niet altijd echter is dat publiek zich bewust dat dit een portierstaak is. De veel gehoorde reactie "hé, heb je even pauze?" geeft dit duidelijk aan. Deze en gelijksoortige reacties doen vermoeden dat veel bezoekers denken dat de portier alleen aan de deur werkt: gelijk aan de verwachtingen die werden gewekt aan de hand van de beschrijvingen uit de woordenboeken. Binnen verwacht men de portier voornamelijk in functie als er problemen zijn met klanten. In het uiterste geval dus als 'uitsmijter'.

Het is opvallend hoe verschillend portiers hun sfeertaak kunnen opnemen of hoe bewust dan wel onbewust ze hier van zijn. Sommigen beseffen niet dat hun gedrag direct invloed kan hebben op de sfeer in een club. Het gedrag van de portier bij de eerste ontvangst kan bij een klant een positief of negatief gevoel achterlaten. Dit gevoel kan invloed hebben op het gedrag van klanten binnen. Ook het gedrag van de portier binnen kan een sfeer bepalen of doen omslaan. Neem bijvoorbeeld de verschillende manieren waarop portiers zich over de dansvloer kunnen bewegen: sommigen lopen rücksichtslos rechtdoor op hun doel af, blik recht vooruit, hotsend en botsend; anderen dansen mee, kijken mensen aan, lachen en bereiken ook hun doel. Het is mij opgevallen dat de laatste manier twee voordelen kent: ten eerste ergeren klanten zich niet of veel minder aan de portier en ten tweede is de snelheid waarmee de portier over de dansvloer kan bewegen groter, waardoor hij eerder zijn doel bereikt.7

De portier als informatieverlener is ook onderdeel van het sfeerbeheer. Het geven van de juiste informatie, de wijze waarop de klant te woord wordt gestaan en de tijd die men aan de klant besteedt kunnen medebepalend zijn aan de stemming van de klant.

De praktijk

Het al geconstateerde gebrek aan volledig inzicht in het takenpakket van de portier beperkt zich niet tot woordenboeken, alledaags taalgebruik of publiek. Het zijn in eerste instantie al de exploitanten van clubs die over het algemeen een gebrekkig inzicht in het takenpakket van de portier vertonen. Het voor elke opening controleren van de brandblusapparaten, nooduitgangen en vluchtwegen is geen werk wat mij ooit is opgedragen en zover ik weet ook niet aan mijn collega's. Meestal worden de 'controle op het toegangsrecht' (met name de toegangskaarten) en 'het beteugelen en verwijderen van lastige klanten' als dé taken gezien waarmee portiers moeten worden belast. Zij worden daarop door de meeste exploitanten bij indienstneming geselecteerd. Tegenwoordig is dan een portiersdiploma verplicht, maar vooropleiding en sociale vaardigheden blijven vooralsnog een ondergeschoven kindje in sollicitatieprocedures.

Worden de portiers allereerst al niet aangenomen op een brede vakkennis, tijdens hun dienstverband gebeurt er weinig tot niets om hun kennis te verbeteren. De portiers zijn op één hand te tellen die structureel de taak hebben hun EHBO-diploma geldig te houden of hun kennis over brandpreventie en blusmiddelen up to date te houden. Laat staan dat portiers een opleiding krijgen in conflictbeheersing, communicatieve vaardigheden of wat dies meer zij. De vinger wordt nog het meest aan de pols gehouden betreffende de actuele sportactiviteiten van de portier, die een indicatie geven over zijn fysieke kunnen.

De ingestelde portiersopleiding probeert conflictbeheersing en communicatieve vaardigheden te behandelen op een zelfde manier als dit gebeurt bij de opleiding 'Sociale Hygiëne' van de SVH. De opleiding slaat de plank echter regelmatig mis omdat deze moet voldoen aan wettelijke criteria. Echter, theorie en praktijk verschillen of staan soms lijnrecht tegenover elkaar. Bijvoorbeeld de juist voor portiers belangrijke vraag 'hoe kan ik daadwerkelijk handelen als een klant mijn aanwijzingen niet opvolgt en er een handgemeen ontstaat, al of niet met wapendreiging' oftewel 'wat te doen bij geweld' wordt niet afdoende behandeld. Volgens de het opleidingsboek mag een gast twee keer worden gevorderd het pand te verlaten. Bij de derde keer zal de politie moeten worden ingeschakeld, die dan de gast aanhoudt voor huisvredebreuk. Een verdere uitwerking naar de praktijk ontbreekt echter. Het gevaar van escalatie in een dergelijke situatie is echter groot en door een mogelijk gebrek aan sociale vaardigheden van de portier zal er sneller een beroep moet worden gedaan op zijn fysieke capaciteiten. Een portier krijgt regelmatig te maken met situaties die verder gaan dan waar de opleiding ophield.

Adders onder het gras

Het geeft te denken dat een portier zijn handelen en zijn te nemen maatregelen moet laten bepalen door de 'schade' die toegebracht kan worden aan het bedrijf. Meestal zal dit geen problemen opleveren. Of het nu gaat om materiële schade of letsel, over het algemeen zal in beide gevallen de preventie of het oplossen van de situatie in het voordeel zijn van het bedrijf. In gevallen van lichamelijk letsel echter kan er frictie ontstaan tussen de directe belangen van het bedrijf en de belangen van het slachtoffer.

In Paradiso werd op een avond halverwege de jaren '80 op de tussenverdieping met videospelen en flipperkasten een man op de vloer gevonden. Toentertijd hadden we als portiers geen EHBO, geen gerichte opleiding, of begeleiding uit het bedrijf. De man stonk naar urine en zag er 'junkerig' uit: ingevallen wit gezicht, mager, gehavende kleren. Ik wist me nog te herinneren dat hij niet dat voorkomen had toen hij binnenkwam. Er lagen ampullen naast hem op de vloer en op de flipperkast. We hebben hem de trap afgesleept, op de grond in het kantoor gelegd en een ambulance gebeld. We stonden erbij en keken ernaar, niemand wist wat hij moest doen. De officiële versie luidde 'overleden op weg naar het ziekenhuis'. Later bleek dat de man astmapatiënt was: de gevonden ampullen waren om te inhaleren. Zeer waarschijnlijk was hij daarmee te laat en is hij gestikt. Of dit medisch juist is weet ik niet, ons werd dat zo verteld. Voor mij was dit voorval aanleiding om bij de staf van Paradiso aan te dringen op het mogelijk maken van het volgen van een EHBO-opleiding, wat van de grond is gekomen na mijn vertrek.

De RoXY-portiers werden vanaf de opening in de gelegenheid gesteld een EHBO-opleiding te volgen, hetgeen ik heb gedaan. Bij een hersenbloeding van een man die op een klein balkon een waterpijp-act uitvoerde, werd de muziek gestopt, de bezoekers werd gevraagd het gebouw te verlaten en we hebben geprobeerd het slachtoffer, later samen met het ambulancepersoneel, ter plekke te reanimeren. Helaas is ook hij 'op weg naar het ziekenhuis' overleden.

Wij handelden in Paradiso uit onwetendheid. Wij wilden het slachtoffer in het licht, met de telefoon bij de hand. Nu heb ik geleerd dat je het slachtoffer moet behandelen op de plaats waar hij gevonden wordt. Het zou echter kunnen gebeuren dat uit bedrijfsbelang op dezelfde wijze wordt gehandeld door portiers die wél weten dat je het slachtoffer beter niet vervoert, maar die willen voorkomen dat publiek met het slachtoffer in aanraking komt, dat de sfeer wordt verpest of dat de clubactiviteit wordt onderbroken. De RoXY handelde anders. Mijn collega's en ik werden volledig gesteund in ons handelen, terwijl de avondomzet wegviel omdat we het publiek wegstuurden. Het direct bedrijfsbelang werd zo geschaad. Daarentegen werd de goede naam van de RoXY wel bevestigd. Van aanwezig publiek (minstens 300) hebben we tijdens het ongeval volledige medewerking gekregen en gedurende de weken daarop alleen maar complimenten: men was vol begrip. Een rekensom maken of de avondomzet op termijn werd terugverdiend door de goede naam en daardoor meer omzet lijkt me onmogelijk. Een goede naam maakt het echter wel mogelijk om de algemene bedrijfsactiviteit met meer gemak uit te voeren vanwege de gekweekte goodwill bij het publiek en bij invloedrijke instanties.

Behalve een sluimerend conflict tussen het bedrijfsbelang en overige belangen, kampt de portier met nog andere problemen. Het komt bijvoorbeeld voor dat de mensen hun 'schadelijke' handelen niet staken, maar al of niet verergerd voortzetten. Dan ligt de zaak gecompliceerder: tot hoever kan of mag een portier gaan om het probleem zelfstandig of samen met zijn collega's op te lossen? Volgens de wet mag een portier net zo veel of net zo weinig als een doodgewone burger. Tegelijkertijd wordt van hem verwacht dat hij het schaderisico vermindert dan wel opheft. Men verwacht van portiers dat ze zich fysiek kunnen weren en dat ze in staat zijn een vervelende situatie naar hun hand te zetten, oftewel de situatie kunnen domineren. Dat leidt tot een conflict.

Enerzijds verwacht men (medewerkers, klanten, maar ook de politie) van de portiers dat ze 'lastige klanten' kunnen overreden hun gedrag te staken. Gebeurt dat niet, dan wordt van de portiers verwacht dat ze de klant verwijderen (eruit smijten)8. Daarbij brengt men begrip op voor het gebruik van overredingskracht waaronder een mate van gedoogd gebruik van geweld.

Anderzijds verwacht men, in dit geval vooral het justitieel apparaat, ook dat portiers hun 'instrumentarium' zo hebben ontwikkeld, dat zij hun handelen onder controle hebben en er sprake is van proportioneel gebruik. De beoordeling daarover wordt echter altijd achteraf en niet door de portier gegeven (alhoewel hij natuurlijk wel zelf een positieve of negatieve mening kan vormen over zijn eigen gedrag). Het oordeel wordt geveld door de bedrijfsleiding, door de klanten, door collega's, door de politie of de officier van justitie.

Al met al een vreemde situatie: eigenlijk mag een portier alleen signaleren, eventueel op mensen inpraten en in geval van een delict iemand "aanhouden bij heterdaad". De fysiek dominante taak van de uitsmijter is volgens de Nederlandse wet helemaal niet geoorloofd. Bij heterdaad mag iemand van zijn vrijheid worden beroofd en mogen zichtbare bij wet verboden zaken in beslag worden genomen. Maar dit hoort ter plaatse te gebeuren. Iemand aanhouden betekent voor portiers dat die persoon aan de politie moet worden overgedragen. Iemand die niet wil vertrekken met fysieke middelen verwijderen is dus niet geoorloofd. De portier bevindt zich hier in een moeilijk parket. Van hem wordt verwacht dat hij zich gedraagt als de portier zoals hij in de volksmond wordt genoemd: 'portier' én 'uitsmijter'. Iedereen verwacht van hem bepaald gedrag als hij moet handelen. Het gedrag wordt echter beoordeeld en al of niet aanvaarbaar geacht nádat het vertoond is. De beoordeling van het gedrag hangt nauw samen met de consequenties van dat gedrag. Heeft gedrag bijvoorbeeld een gewelddadig karakter en leidt het tot gewonden, dan zal dat gedrag anders beoordeeld worden dan datzelfde gedrag wat met een sisser afloopt9. Als zodanig wordt niet alleen het gedrag zelf beoordeeld, maar is het de optelsom van de consequenties die het oordeel zwaar beïnvloeden. De kans is groot dat naar aanleiding van het gedrag, de handelingen en de consequenties een portier wordt aangeklaagd. De beoordeling door het Hof zal worden afgemeten aan wat bij wet is verordend. De kans bestaat dat maatschappelijk geaccepteerd gedrag van de portier achteraf negatief wordt beoordeeld en dat de portier wordt gestraft. De portier handelt dus op het scherpst van de snede: het is afwachten of zijn noodzakelijke en van hem verwachte handelen maatschappelijk wordt geaccepteerd en of hij al of niet vervolgd zal worden.

Een voorbeeld. Een portier mag geen wapens innemen. Alleen bij aanhouding is dat geoorloofd, als wapen en verdachte aan de politie worden overgedragen. Doet de portier dit niet, dan kan hij hoogstens de klant de toegang weigeren, eventueel met de opmerking dat hij zonder wapen terug mag komen. Een vervelende situatie: het is nogal logisch iemand te weigeren die een wapen bij zich heeft. Er zijn echter situaties waarin de portier een wapen onder zijn hoede neemt zolang de klant binnen is. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld een mes dat de klant vrijwillig afstaat. De portier weet liever zeker dat het mes niet wordt binnengesmokkeld. Iemand laten gaan en weer terug laten komen garandeert de afwezigheid van wapens niet. Door de drukte bij veel clubs heeft een portier vaak geen tijd om mensen te ontwapenen, aan te houden en aan de politie over te leveren. Het onvrijwillig inleveren van wapens leidt onherroepelijk tot problemen: met de klant zelf, maar zeer waarschijnlijk ook met zijn vrienden. Vooral in het geval van vuurwapens kan dit handelen voor portiers zeer vervelende gevolgen leiden. Een portier denkt snel en zal zijn handelen afstemmen op wat hij op dat moment de beste optie vindt. Zijn gedrag zal gericht zijn op het voorkomen van risicogedrag bij klanten. Soms kan dat betekenen dat zijn gedrag niet volgens de wettelijke norm toelaatbaar is.

Ook al mag een portier dus net zo veel wel en net zo veel niet als iedere gewone burger, toch worden zij bij aanname geselecteerd op fysieke kenmerken. Zij moeten 'hun mannetje kunnen staan'. Veel portiers zelf denken er net zo over, maar mijns inziens komt dit doordat bij de aannameprocedures juist de kans groot is dat het gedachtegoed van de exploitant en de portier hier met elkaar overeenkomen. Veel portiers hanteren nog het credo dat de klant af en toe duidelijk gemaakt moet worden waar hij staat. Oftewel: een portier moet af en toe duidelijk maken dat er met hem niet valt te sollen ('zich bewijzen'). De portier laat dan zijn gedrag bepalen door gedragsarsenalen van klanten en bevestigt hiermee het beeld van de fysiek dominante portier. Er zijn ook andere gedragsantwoorden mogelijk op gedrag van klanten. Dat betekent echter dat dit in eerste instantie de exploitant duidelijk moet zijn. Deze kan het portiersprofiel aanpassen bij aannameprocedures en de werkende portiers een alternatief bieden.

Tijdens een opdracht in Delft10 werd mij gevraagd per direct een nieuw portiersteam aan te stellen, met als voorwaarde dat zij in dienst zouden zijn bij een erkend beveiligingsbedrijf. Alhoewel ik aangaf dat mij deze aanpak niet verstandig leek omdat we onszelf daarmee voor het blok zetten, wilde men de portiers waarover men zeer ontevreden was meteen kwijt. Ik heb diverse bedrijven uit de beveiligingsbranche benaderd en ben tenslotte met een bedrijf in zee gegaan dat aan mijn eisen scheen te kunnen voldoen. Zij hadden geen ervaren portiers, maar wel mensen in dienst die ervaring hadden met moeilijk publiek (o.a. bij voetbalstadions). Ik verzocht om niet geüniformeerde mensen die stevig in hun schoenen zouden staan. Helaas was ik de dag van hun eerste aanstelling verhinderd, maar ander personeel en minstens één bestuurslid zouden aanwezig zijn. De bewuste nacht werd ik in paniek opgebeld: de twee portiers, een man en een vrouw, waren na, naar hun zeggen, zware bedreigingen gevlucht. Zonder overleg met de bedrijfsleider of zelfs hulp van de politie zijn ze weggegaan. Er stond niemand meer bij de deur. Van het personeel van de Eland hoorde ik later dat de beveiligers mensen waren van gemiddeld postuur, tegen de afspraak in in uniform, duidelijk niet gewend aan Eland-publiek. Vermoedelijk hebben ze zich onzeker gedragen. Ik begreep van vrijwilligers en bezoekers dat ze door het publiek flink werden getest, maar dat er geen serieuze bedreigingen werden geuit. De aanwezigheid van het "vadertje en moedertje", zoals ze werden omschreven, werd eerder vermakelijk gevonden.

Gezien mijn afwezigheid die bewuste avond, kan ik niet met zekerheid zeggen of de gebeurtenissen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden zoals deze mij werden verteld. Wel wordt uit het voorbeeld duidelijk dat alleen het hebben van een beveiligingsdiploma en ervaring in de beveiligingsbranche niet voldoende is om als professioneel portier actief te zijn. De portier moet zijn angsten kunnen kanaliseren. Via welk instrumentarium hij dit bereikt is niet werkelijk van belang. Of het nu fysiek overwicht betreft of ‘goed gebekt’ zijn, als de portier het gevoel heeft de situatie onder controle te hebben, is het voor hem ook mogelijk een inschatting te maken van de verschillende actiemogelijkheden. Als hij daarnaast een goede opleiding en follow-up heeft gekregen, kunnen we er van uitgaan dat professioneel gehandeld wordt.

Dwang tot grensverkenning

Een portier die een zo breed mogelijk scala aan handelingsmogelijkheden kent, zal een scala aan situaties weten te beheersen. Gaf ik hiervoor aan dat de portier handelt op het scherpst van de snede, hij is het aan zichzelf en aan de uitvoering van zijn beroep verplicht om dat te blijven doen. Het conflict aan de deur maakt het mogelijk de grenzen van wat mogelijk is te verkennen. Niet alleen als het gaat om risicogedrag in de ogen van de wet of het maatschappelijk als ethisch aanvaarde, maar ook om het bepalen van de ideale samenstelling van publiek. Als een portier over de schreef gaat, weten hij en zijn collega’s in ieder geval waar de grens ligt.

Voor de samenstelling van het publiek is dat van belang, daar we moeten beseffen dat publiek zich ontwikkelt: in smaak van muziek, voorkomen en gedrag. Alleen als de portier op de hoogte blijft van verschuivingen zal hij adequaat het ‘juiste’ publiek weten te selecteren. Als hij niet op de hoogte is van grenzen en de verschuivingen daarvan, zal hij ook niet kunnen anticiperen op verandering van publiek.

Het is al aangegeven dat portiersgedrag en handelen pas wordt beoordeeld nádat het is vertoond en uitgevoerd. Een portier krijgt geen opleiding die hem duidelijk maakt wat hij nu wel en niet mag doen. Soms mag iets wel, bij een andere portier mag het weer niet. Soms ligt het aan de consequenties van hun gedrag en handelen dat er verschil in beoordeling is, soms is dat omdat de portiers niet door dezelfde mensen worden beoordeeld. Denk aan het verschil in oordeel van rechters, officieren van justitie of politieambtenaren, maar ook aan het verschil in oordeel tussen bijvoorbeeld kranten of tussen andere media. De enige weg die de portier openstaat om te weten te komen wat nu wel en niet geoorloofd is, is om grenzen te verkennen. Ook de wet en het door de samenleving als ethisch toelaatbaar aanvaarde is aan verandering onderhevig, dus de verkenning van de grenzen blijft voor de portier van belang. Door het bestaan van conflictsituaties aan de deur, van twijfel tussen toelaten of weigeren van klanten tot vechtsituaties, blijft de portier alert.

Uitspraak over bezoeker niet mogelijk

Ook al tast de portier constant de grenzen af van wie wel en wie niet binnen kunnen komen, toch moeten we oppassen een oordeel te geven over de klant. Vooraleerst kunnen we klanten in drie categorieën indelen:

  • Zeker toe te laten;
  • Zeker te weigeren;
  • Twijfelgeval.

De groep die zeker toegelaten kan worden voldoet voor een groot deel aan wat de portiers verwachten van bezoekers die willen binnenkomen. Dit wil niet zeggen dat de bezoeker aan alle criteria die de portier heeft aangelegd voldoet. Er zijn redenen te over om iemand binnen te laten. Het kan een vaste klant betreffen, of een vriend of bekende van de portier of van zijn collega’s, of een bekend persoon. Tot zover zal iedereen meegaan en deze verklaring accepteren. Een onbekende klant zal echter beoordeeld worden op de wijze waarop deze ruimte inneemt (gedrag, uiterlijk, geur, geluid). Het is niet zo dat een bezoeker aan alle criteria hoeft te voldoen: soms is de dominante aanwezigheid van één criterium voldoende om de weegschaal te laten doorslaan naar een positieve of negatieve beoordeling. Afhankelijk van het beeld dat de clubleiding heeft gecreëerd of wil creëren van de karakteristieke bezoeker, kunnen criteria verschillen. Het is dan de portier, die het prototype van de klant met zijn persoonlijke voorkeur combineert tot een mengsel die de uiteindelijke beslissing genereert. Het is hierdoor geenszins verzekerd, dat de toegelaten klant daadwerkelijk door een ieder als passend in de club wordt ervaren. Het komt regelmatig voor dat achteraf wordt gezegd dat de portier ‘een foutje’ heeft gemaakt. Daarentegen wil het ook voorkomen dat portiers iemand binnenlaten, waar publiek en collega’s eerst afkeurend tegenover staan, een aanvankelijk ‘foutje’, waarna de bezoeker uitgroeit tot een vaste en alom gewaardeerde bezoeker.11

Wat echter moet worden voorkomen, is dat beslissingen over toelating worden gekoppeld aan oordelen over personen. De enige conclusie die kan worden getrokken naar aanleiding van de beslissing van een portier is dat een klant op juist dát ogenblik niet voldeed aan de op dát moment gehanteerde (mengsel van) criteria van de portier. We kunnen geen waardeoordeel geven over de persoon. Geweigerd of niet, of iemand aardig is, slecht, crimineel, leuk of wat dies meer zij, we kunnen het niet bepalen aan de hand van een portiersbeslissing. Het enige wat kan worden vastgesteld is dat mede aan de hand van de identificatie binnen bepaalde groepscategorieën volgens de visie van een portier, deze grove scheidingen maakt tussen bezoekersgroepen. Wat hij doet is de bezoeker deïndividualiseren, daarna conceptueel verbeelden en categoriseren, hetwelk resulteert in een beeld van de bezoeker. Afhankelijk van binnen welke groep een bezoeker wordt geclassificeerd, is de kans kleiner of groter om door een portier geweigerd te worden. Een portier hanteert hier een vorm van rudimentaire kansberekening. Bezoekers identificeren zich met bepaalde bezoekers- of andere groepen. Heeft een portier ervaring met leden van zo een groep, dan zal zijn oordeel over de bezoeker mede worden bepaald door zijn ervaringen met overige groepsleden. Alhoewel het woord ‘dreigend’ een enigszins zware uitdrukking is voor deze situatie, geeft Sibley (1995) een duidelijke uiteenzetting in zijn bespreking van jongerengroepen in winkelcentra: " […] it is not […] a social category […], per se, who are seen as threatening; rather it is their presence in spaces which comprise part of ‘normal family space’ which renders them discrepant and threatening" (p. XII). Portiers categoriseren klanten naar groepskenmerken en bepalen aan de hand van hun oordeel over de groep mede hun oordeel over de klant: verwachten de exploitant en de bezoekers de leden van de betreffende groep al of niet binnen of zijn zij in de club ‘out of place’.

Er moet ook voor worden gewaakt dat selectie door portiers automatisch als discriminatie wordt omschreven. Portiers zullen, doordat zij snelle beslissingen moeten nemen, bezoekers ‘scannen’ en grof indelen in sociale categorieën. Ik kan natuurlijk niet in zijn algemeenheid beweren dat portiers niet discrimineren: de portierspopulatie is als die van Nederland zeer gevarieerd, dus meningen en houdingen zijn evenzo divers. Ik heb de indruk echter dat in het geval van portiers de beschuldiging dat zij discrimineren te snel wordt gehanteerd. Het is mijn collega’s en mij aan de deur regelmatig overkomen dat bezoekers bij toegangsweigering ons beschuldigden van discriminatie. Ook in gevallen waarbij mensen langs discotheken gingen om te ‘steekproeven’ te nemen zijn mij gevallen bekend waarbij de ‘testers’ bij voorbaat uitgingen van slechte bedoelingen van portiers.

GroenLinks Rotterdam organiseerde in februari 2000 een steekproef. Naar aanleiding van hun bevindingen werd aanvankelijk tegen de club Nighttown een aanklacht ingediend wegens racisme. Zij zou raadslid Bourzik geweigerd hebben op uiterlijk. Alhoewel het raadslid zelf begreep dat zijn huidskleur van geen belang was, maar het zijn fysiek uiterlijk was dat niet binnen de toelatingscriteria viel (pak, stropdas, meer gevorderde leeftijd dan het beoogde publiek), kwam de kwestie toch in de media. De portier in kwestie was een gekleurde vrouw en tijdens de avond werden mensen met diverse raciale kenmerken gewoon binnengelaten. Er was geen directe reden om aan te nemen dat de beweegredenen van de vrouw onzuiver waren. Na gesprekken tussen Nighttown en GroenLinks werd de aanklacht ingetrokken. Toch zal bij menig lezer het volgende zijn blijven hangen: "Nighttown discrimineert".

Daarentegen leidt het categoriseren van klanten, het klanten waarderen naar hun identificatie’display’ en het hanteren van een rudimentaire vorm van kansberekening onherroepelijk tot uitsluiting van groepsleden. In Amsterdam wordt veel gesproken over het weigeren van Marokkaanse jongensgroepen. Zo stond 10 augustus 2001 in de Volkskrant een artikel over advies van de politie aan disco’s op het Rembrandt-, Thorbecke- en Leidseplein deze groepen niet binnen te laten. De indruk wordt gewekt dat álle jongens met een Marokkaanse achtergrond, variërend in leeftijd zo tussen de 14 en 23 jaar, gelijk worden behandeld en systematisch geweigerd. Zo wordt schijnbaar op raciale kenmerken gediscrimineerd, want alleen hun etniciteit wordt als reden van weigering aangewezen. Schijnbaar, omdat bij de groepen jongens waarover het eigenlijk gaat hun Marokkaanse afkomst slechts een instrument is om de groep te binden. Het betreft hier een Nederlandse jongerensubcultuur die nog meer kenmerken kent. Zo is de leeftijdspanne beperkt van puber tot jongvolwassene, wonen ze in dezelfde wijken, kleden zich uniform, gebruiken dure accessoires om zichzelf te onderscheiden, verplaatsen zich vaak op scooters en is hun gedrag gecodeerd en naar buiten gericht vooral stoer. Als zodanig zijn deze groepen vergelijkbaar met andere jongerensubculturen: zij vormen groepen met gemeenschappelijke ideeën en zij presenteren zich (door handelen en uiterlijk) overeenkomstig. Hetzelfde kunnen we zeggen over Normaal-fans, punkers, gothics, skins, gabbers en zo voorts. De reden dat déze jongens worden geweigerd is omdat de clubs regelmatig (groeps)problemen hebben ondervonden met deze jongens (o.a. meisjes lastig vallen, bedreigingen, steekpartijen, geschreeuw, dronkenschap). Om problemen binnen te voorkomen laat men ze nu liever buiten. Groepen jongens met een Marokkaanse achtergrond die zich anders presenteren dan deze jongens zullen veelal geen problemen ondervinden om ergens binnen te komen. Over ‘Marokkaanse’ meiden die gediscrimineerd worden heb ik niets vernomen.

Het is voor een portier niet van belang om uit te vinden waar de oorzaken liggen van de problematiek rond probleemjongeren dan wel –bezoekers. Van hem wordt slechts verwacht dat de bedrijfsdoelen worden gehaald. De sfeer is daar onderdeel van en gevoelens van personeel en bezoekers rond veiligheid en onveiligheid bepalen al snel de sfeer. Een minder streng toelatingsbeleid leidt tot een verhoogde kans op moeilijkheden. Een club creëert zo een goede of een slechte naam en trekt daarop ook publiek. Zo worden geweigerde klanten bij de ene club doorverwezen naar een andere, waar ze misschien meer kans hebben binnen te komen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een club met een breed toelatingsbeleid bij het ‘selecte’ publiek van een strengere club al snel bekend staat als ‘vuilnisbak’. Wellicht is het interessant om eens te onderzoeken welke bezoekersgroepen ‘vuilnisbakken’ mijden en waarom. Ik verwacht dan te moeten concluderen dat een breder toelatingsbeleid inherent leidt tot verborgen weigering van groepen die slachtofferrisico’s lopen: ik denk dan allereerst aan vrouwen en homoseksuelen.

Inhoud
Literatuur
Inleiding
Deel 2

S-SE